Logo VNK

menu

Bulletin 2015-1 over het kunsthistorisch werkveld

In dit Bulletin o.a. een interview met Stefanie Horneman-Ottens, een artikel over de arbeidsmarkt: ‘De banen liggen niet voor het opscheppen’ door Annemieke Hoogenboom en column 'Kunstgeschiedenis in de uitverkoop'.

Illustratie Lobke van Aar Illustratie Lobke van Aar

Column van voorzitter Annette de Vries

Bied een reëel perspectief aan jonge kunsthistorici!


Kunsthistorici hebben grote passie voor hun vak. Van passie alleen kun je echter niet leven. Om die reden is de discussie over de aan - sluiting tussen de universitaire opleiding Kunstgeschiedenis en de arbeidsmarkt altijd een belangrijke constante binnen het kunsthis - torische werkveld. Al in 1968 bogen vertegenwoordigers van univer - siteiten, musea en beroepsonderwijs zich op het congres ‘De kunst - historicus en zijn brood’ over de vraag of er voor de groeiende groep kunsthistorici wel kans was op een baan. Het leek de studenten in die tijd allemaal niet zo erg te interesseren. Dat is tegenwoordig gelukkig anders. Eind 2014 deed een groep masterstudenten Kunstgeschiedenis van de Universiteit Utrecht onder leiding van Annemieke Hoogenboom opnieuw onderzoek naar de arbeidsmarktperspectieven voor hun generatie. Zij gebruikten hiervoor de eerdere rapporten als referentiemateriaal en interviewden twintig kunsthistorici die in verschillende sectoren werkzaam zijn. Dit nummer van Kunsthistorici is geheel gewijd aan de bevindingen van hun onderzoek. Dat studenten Kunstgeschiedenis en net afgestudeerde kunsthistorici zich bezig - houden met de barre realiteit van de arbeidsmarkt is logisch, want de ontwikkelingen zijn zorgelijk. Een opleiding Kunstgeschiedenis leidt steeds minder op voor een baan bij een museum, universiteit of ande - re culturele instelling, maar steeds meer voor een flexibele en daar - mee onzekere freelancebaan rond deze instellingen. Het is een teken van deze tijd, maar noopt wel tot alertheid en creativiteit.

Het bestuur van de VNK maakt zich al lange tijd zorgen over de verslechterende arbeidsmarkt voor net afgestudeerde kunsthistorici. Naast het verdwijnen van werkgelegenheid in de culturele sector door bezuinigingen en de groei van het aantal freelancers, is een stijgende tendens waarneembaar dat werk onder de noemer van werkervaringsplaats geleidelijk transformeert tot onbetaald werk. Zo gaf de recente vacature van het Gemeentemuseum Den Haag voor een ‘ambitieus’ kunsthistoricus met een meer dan gemiddelde expertise en inzet, maar betaald volgens de startersbeursregeling, veel stof tot discussie onder jonge kunsthistorici binnen en buiten de VNK. Zou dit geen betaalde baan moeten zijn? In 2014 zijn kamervragen gesteld over werkervaringsplaatsen en bij de beantwoording daarvan is aangegeven, dat het onderscheid tussen een stage, werkervaringsplek of werk wordt bepaald door het leeraspect. Als het gaat om werk of werkervaring, zonder dat het leeraspect centraal staat, is juridisch gezien sprake van een arbeidsovereenkomst en heeft betrokkene recht op het wettelijk minimumloon. Er zijn in de culturele sector ook talrijke voorbeelden van beginnersfuncties die naar rato worden betaald, zoals de functie van junior-conservator bij enkele grote Nederlandse musea.

Voor jonge kunsthistorici is het van essentieel belang dat zij de gelegenheid krijgen om bij culturele instellingen via stages, werkervaringsplaatsen en assistentfuncties ervaring en deskundigheid op te doen. De waarde hiervan blijkt ook uit de loopbanen van de geïnterviewden in het onderzoek van de masterstudenten van Annemieke Hoogenboom. Tegelijkertijd is het voor culturele instellingen van belang om te investeren in hun werknemers van de toekomst; juist in deze tijd van geringe mobiliteit en vergrijzing van het zittende werknemersbestand. Het ontstaan van een kennisgat tussen culturele instellingen en universiteiten is niet denkbeeldig als te lang nieuwe generaties getalenteerde kunsthistorici niet doorstromen naar en binnen culturele instellingen. De VNK wil samen met anderen en vanuit de gedeelde belangen van culturele instellingen en opleidingsinstellingen zoeken naar verbetering van de arbeidsmarktperspectieven voor jonge kunsthistorici. In de geest van de 21ste eeuw, maar gericht op een ruimere en redelijk betaalde inzet van net afgestudeerde kunsthistorici en zelfstandige kunsthistorici binnen onze culturele instellingen. Een eerste initiatief is een round table gesprek hierover met enkele directeuren van culturele instellingen. Maar er zijn meer initiatieven. Op 24 april a.s. vindt in het Gronings Museum een bijeenkomst plaats over de vraag hoe de musea en de universitaire opleidingen Kunstgeschiedenis die een speciaal masterprogramma conservator hebben, meer kunnen samenwerken in de begeleiding van masterstudenten en pas afgestudeerden; tevens over de vraag hoe musea van een dergelijke samenwerking kunnen profiteren ten behoeve van hun eigen onderzoeksprojecten. De aanbeveling uit het recente rapport Cultuur herwaarderen van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid voor een herwaardering van het ‘culturele’ binnen het cultuurbeleid mogen we bij al deze initiatieven als een steun in de rug beschouwen. ‘Een sterke culturele sector is blijvend van waarde voor de Nederlandse samenleving’ en daarom zijn alle belanghebbenden binnen de culturele sector samen aan zet om daaraan te blijven bouwen.